Besluit

 

Het was zonder grote verwachtingen dat een paar jaren geleden de zoektocht naar de voorouders Capitaine/Capiteyn begon.  Alles wees immers op een bescheiden afkomst.  Akten van de burgerlijke stand hadden immers aangetoond dat de eerste voorouder die zich in Sint-Amandsberg vestigde, Eugenius Franciscus Capiteyn (°Zeveneken 6/08/1807, +Sint-Amandsberg 17/05/1883), decennialang een gewone wever was en het lezen en schrijven niet machtig.  Niets deed dan ook vermoeden dat over de generaties voor hem in de verschillende archieven een overweldigende hoeveelheid informatie bewaard was gebleven.  Gegevens die soms zo gedetailleerd zijn dat het bijna ongeloofwaardig wordt.

Zo kwamen we te weten dat de voorvader die acht generaties geleden leefde in de nacht van 5 – 6 juli 1769 uit het Gentse Gravensteen, waar hij opgesloten zat wegens oplichterij en schriftvervalsing, probeerde te ontsnappen via het dak van een huis in de Geldmunt.

Zijn vader stond op een ochtend in december 1754 op het strand van Nieuwpoort.  De handen vol met citroenen uit het Spaanse Sevilla die na een schipbreuk waren aangespoeld.

De voorvader die tien generaties geleden leefde had op 19 juli 1735 tussen 17u30 en 18u00 in de Zandstraat te Turnhout rechtover herberg “De Croon” in de stam van een lindeboom de afbeelding van een galg gekerfd met de naam van zijn werkgever er naast.  We weten zelfs dat hij daarvoor een mes had gebruikt met een wit heft.

Van de voorouder die nog een generatie eerder leefde weten we dat hij op 31 januari 1715 rond de middag enkel een tas bouillon dronk omdat hij wat onpasselijk was.  Over zijn echtgenote is bekend dat ze in de nacht van 5 – 6 april 1707 via de Rupel met een roeibootje op weg was naar Brussel, maar door een bende Franse deserteurs werd overvallen.

Wie onderzoek doet naar gezaghebbende historische figuren moet zich vaak met minder tevreden stellen.

Toch ging ons onderzoek maar over een gewone familie die op geen enkel ogenblik één of andere rol hebben gespeeld in de “grote” geschiedenis.  Bovendien bezaten opeenvolgende generaties geen bezittingen van enige betekenis en werd er veelvuldig over grote afstanden verhuisd.  Stuk voor stuk elementen die tot gevolg hadden kunnen hebben dat de familie in de archiefbronnen onzichtbaar bleef.

Dat in de periode 1702 – 1773 vier opeenvolgende generaties in dienst waren bij de douane, toen een sterk bureaucratische organisatie, heeft hen voor de anonimiteit behoed.  Een zekere koppigheid die van generatie op generatie werd overgeërfd speelt echter ook een rol.  Niemand zal na de vorige bladzijden kunnen beweren dat men in de familie Capitaine/Capiteyn over zich heen liet lopen.  En gelukkig voor ons laten vooral conflicten sporen na in de archieven.

Een aantal keren hebben we bij onze zoektocht van de archiefgoden een onverwacht duwtje in de rug gekregen.  Slechts twee voorbeelden:

– In een heemkundig artikel over smokkel in het Waasland zag Marleen Van Acker dat er bij een incident sprake was van een douanier Capitaine.  Gezien het een weinig voorkomende familienaam is, leek het zinvol om eens in het archief van de douane te kijken.  Het resultaat is bekend.

– Zelf kreeg ik toevallig “Sceaux et cachets armoriés reposant dans les divers dépôts d’archives de Belgique. Recueillis par F. Koller” in handen.  Een stukje huisvlijt dat in 1956 met behulp van een stencilmachine werd samengesteld, bedoeld om enkele honderden her en der gevonden familiewapens aan de vergetelheid te onttrekken.  Het boekje bevatte de beschrijving een wapen met drie hanen-koppen aangetroffen in het archief van Egide Bauwens op een brief uit 1746 van een A. Capitaine uit Lier.

Toen dit spoor werd nagetrokken bleek het niet om een familiewapen te gaan, maar de typische handtekening volstond om vast te stellen dat het om een brief ging van (Livinus) Anthony Capitaine. De aanzet om zijn wedervaren tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog te reconstrueren toen hij in dienst was van de firma Bauwens.

Ondanks de ruim driehonderd bladzijden zijn we er van overtuigd dat links en rechts nog informatie over de familie Capitaine/Capiteyn te vinden is.  Informatie die jammer genoeg misschien nooit het daglicht zal zien.  Veel archief is immers gebrekkig ontsloten.  Zeker de grote archieffondsen (Raad van Brabant, Rekenkamer, Raad van Financiën, etc.) bevatten tientallen dozen en bundels die louter geboekt staan als “varia”, “mélanges” of  “diverse”.  Talrijke dozen zijn soms onder éénzelfde algemene beschrijving “geïnventariseerd” als: “procesbundels 17de eeuw”, “correspondentie 18de eeuw”, “rekeningen 19de eeuw”.

Ook zijn er nog kilometers archief die totaal niet ontsloten zijn.  Zo staan er in de rekken van het stadsarchief Brussel ruim 900 dozen met procesbundels gepleit voor de lokale schepenbank.  Bij gebrek aan inventaris of chronologische ordening zijn deze niet consulteerbaar.  In het rijksarchief Anderlecht wachten honderden meter archief van de Raad van Brabant op inventarisatie.  Dit is ook het geval met het archief van de familie d’Hane de Steenhuyse in het Gentse rijksarchief en de 2.960 meter procesbundels van het Brugse vrije in het rijksarchief Brugge.

Het laatste woord over de familie Capitaine/Capiteyn is dan ook nog lang niet geschreven.

Niet in het minst omdat de “jongere” generaties, die om redenen van privacy niet in deze studie werden opgenomen, eveneens een gevuld leven hadden.  Andreas Capiteyn (1888 – 1982) was naast maalder gedurende tientallen jaren spelend lid van verschillende toneelverenigingen, lid van de kerk-fabriek Sint-Amandus te Sint-Amandsberg, voorzitter van de Belgische Ornithologische Federatie, enz.  Zijn zoon Aimé Capiteyn (1913 – 1998) was oud-strijder Wereldoorlog II, werd tijdens deze oorlog voor verplichte tewerkstelling weggevoerd naar Duitsland, was daarna vakbondssecretaris en gedurende jaren CVP-gemeenteraadslid in Sint-Amandsberg.

Tot slot hopen we dat onze studie heeft aangetoond dat het de moeite loont om minder evidente archiefreeksen te raadplegen.  Zo is er het luik “correspondance”, onderdeel van het archieffonds Raad van Financiën.  Dit bestaat onder andere uit vele honderden situatierapporten die tijdens het Ancien Régime door de ambtenaren van de douane werden opgemaakt.  Ze bevatten over nagenoeg elk Belgisch dorp informatie over de lokale smokkelaars, de verdachte herbergen, beschrijvingen en kaartjes van smokkelroutes, de plaatselijke gebruiken, klachten en roddels over collega douaniers of corrupte bestuurders, enz.  Een goudmijn voor lokale geschiedschrijving.