Geboren: voor 1634, waar is onbekend. Overleden: na 1665, mogelijk voor november 1679. Waar is onbekend.
Over deze oudste voorouder is weinig bekend. Uit de doopgegevens van zijn kinderen kan enkel worden afgeleid dat Arnold Capitaine voor juni 1652 huwde met Marguerite Le Chien (°voor 1635, +na juli 1665). Waar het huwelijk werd gesloten is onbekend. Zeker is dat het gezin Capitaine – Le Chien minimaal 13 jaar (juni 1652 – juli 1665) in de omgeving van Soignies (= Zinnik, Henegouwen) heeft gewoond.
Verspreid over drie aan elkaar grenzende parochies werden er vier kinderen gedoopt:
1) CAPITAINE Arnold (°Louvignies 29/06/1652, +Oostmalle 11/12/1729)[ref]RAM, parochie Louvignies, doopregister 1632–1653. De dopen 10/1643–3/1649 en 7/1652–5/1653 ontbreken[/ref].dooppeter: Arnold Blondeau, doopmeter: Catherine Hense (of Heuse) (zie verder).
2) CAPITAINE Michel (°Soignies 8/10/1655)[ref]RAAnd, parochie Soignies, doopregister: “Michel Capitaine” zoon van “Ernould Capitaine” en “Marguerite Lechie”[/ref].dooppeter: “mre” (= maitre ?) Armand Michel, doopmeter: Anne Dubois.
3) CAPITAINE Jenne (°Chaussée-notre-Dame 23/05/1662) dooppeter: Pierre Jonnart, doopmeter: Jenne Tinpont.
4) CAPITAINE Marie Jenne (°Chaussée-notre-Dame 13/07/1665) dooppeter: Paul Franchois, doopmeter: Marie Resteau.
Louvignies en het één kilometer verder gelegen Chaussée-notre-Dame waren (en zijn) kleine landbouwdorpjes langs de oude Romeinse heerbaan Bavay – Asse, in de onmiddellijke omgeving (6,2 km) van het stadje Soignies[ref]Over de 17de eeuw ontbreken gegevens maar in 1804 telde Chaussée-notre-Dame 684 inwoners. In 1805 werd het buurdorp Louvignies toegevoegd (in 1801 slechts 201 inwoners). In 2006 telde het dubbeldorp 835 inwoners. Sinds de fusie van 1977 is Chaussée-notre-Dame-Louvignies een deelgemeente van Soignies[/ref]. Tijdens het Ancien Regime behoorde Louvignies tot het baljuwschap Silly. Chaussée-notre-Dame behoorde nagenoeg integraal toe aan het Sint-Vincentiuskapittel van Soignies.
Mogelijk werden er uit het huwelijk Capitaine – Le Chien meer kinderen geboren. Jammer genoeg was het zorgvuldig bijhouden van parochieregisters niet de grootste kwaliteit van de pastoors die voor 1709 de parochies Louvignies en Chaussée-notre-Dame bedienden. Bovendien liepen de registers tijdens de vele oorlogen met Lodewijk XIV zware schade op. Wat gered kon worden, werd in de 18de eeuw nogal willekeurig terug samengebonden.[ref]Charles Etienne Bauvoit, sinds 1775 pastoor van Chaussée-notre-Dame, schreef in 1778: “Liste des régistres de baptêmes, marriages et déces de Chaussée notre Dame, faite en conformité de l’ordonnance de sa majesté du 6 août 1778. 1e rég. de bapt. forts délabré et sans aucune exactitude, donts plusieurs pages sont égarées, d’autres ne tenant plus à la ligature commençant l’an 1618, le 24e septembre par un baptême, suivant est de l’an 1621 et finites le 20 avril 1655. Dans le même régistre il y a 7 pages de rég. de marriage (volgende lijn onleesbaar door een vouw in het papier) tiennent plus au régistre. Elles n’ont aucune arrangements, on voit bien qu’il en manque plusieurs. Le premier est du 30 novembre 1641, les suivants sont 1638, 1639, 1637, 1638, 1639, 1629, 1632, 1630, 1628, 1627, 1633, 1632, ect. Ne savait déterminer le dernier faute l’ordre. 2e Un autre régistre qui n’est que en meilleur ordre, plusieurs pages en étant syarées, commencants par un baptême du 4 janvier 1661 jusqu’au 29 decembre 1717. Dans le meme livre il y a les marriages qui commencent du 29 novembre 1620, il finisent le 1 juillet 1719.” enz.[/ref][ref]Toen in 1775 de nieuwe pastoor van Chaussée-notre-Dame een poging deed om een chronologische lijst van zijn voorgangers op te stellen, kon hij aan de hand van de hem beschikbare bronnen zelfs niet achterhalen wie tussen 1641 en 1654 pastoor was geweest.[/ref]
Het ommuurde stadje Soignies, gedomineerd door de Sint-Vincentiuskerk zoals afgebeeld in een volume van de “Albums de Croy” uitgegeven 1598 – 1602.
Soignies ca 1899, nog steeds gedomineerd door de Sint-Vincentiuskerk
Arnold en zijn vier kinderen zijn de enige personen met de familienaam Capitaine die in de parochieregisters van Louvignies, Soignies en Chaussée-notre-Dame voorkomen. Waarschijnlijk was Arnold dus niet uit de streek afkomstig, maar een inwijkeling.
Er aanwijzingen dat hij van Franse afkomst was. Toen men immers in 1706 – 1707 een poging ondernam om zijn oudste zoon Arnout/Arnold uit een overheidsfunctie te ontslaan beweerde men over hem dat hij geen geboren Brabander was, maar een Fransman. Zoon Arnout was inderdaad geen “echte” Brabander, maar werd zeker binnen de grenzen van de toenmalige Spaanse Nederlanden geboren. Dat vader Arnold een Fransman was is wel mogelijk. De familienaam Capitaine komt trouwens nog steeds frequent voor in de Franse Ardennen en Frans Henegouwen.
De familienaam “Le Chien” komt in de drie parochies wel regelmatig voor, wat doet vermoeden dat moeder Marguerite Le Chien van de streek was. Een “Le Chien” was tot zijn overlijden in 1641 zelfs pastoor van Chaussée-notre-Dame en werd er in de kerk begraven.
Over de sociale status van het echtpaar Capitaine – Le Chien, hun broodwinning, bezittingen, … is niets bekend door een gebrek aan archiefbronnen. Bij een bombardement in mei 1940 ging immers het depot van het rijksarchief te Mons in vlammen op waarbij nagenoeg alle archief uit het Ancien Regime van de dorpen, steden, parochies, overheidsinstellingen, notarissen, enz. van Henegouwen verloren ging.
Enkel is bekend dat de familie devoot Rooms-Katholiek was. De parochieregisters van Chaussée-notre-Dame bevatten immers ledenlijsten van de “confrérie Notre-Dame”[ref]RAM, parochie Chaussée-notre-Dame, register ingescand als nr. 0697-002-01301-000-0-0024 r.[/ref]. Een godvruchtig genootschap dat in de streek nogal prestigieus was nadat paus Urbanus VIII het in 1641 met enkele voorrechten had begiftigd. De ledenlijsten vermelden vier betalingen van lidgeld door Arnold als gezinshoofd: in 1656 door “Aernoud Quapitan”, in 1657 door “Arenouth Capitien”, in 1658 door “Arnou Capitan”, en in 1663 betaalde “Arnould Capitain” voor twee jaar ineens.
Zeker is dat het reilen en zeilen van Arnold en zijn gezin overschaduwd werd oorlogsgeweld want oorlog was in de decennia dat het gezin Capitaine in de regio Soignies woonde een constante. Kort na de geboorte van hun eerste kind brak het zoveelste militair conflict uit met Frankrijk en gedurende de Frans–Engels–Spaanse oorlog (1655 – 1659) werd Henegouwen (alweer) actief frontgebied en kreeg de provincie het zwaar te verduren tijdens de talrijke militaire confrontaties. Ook als ze niet vochten werden de heen en weer marcherende legers en milities gevreesd door de bevolking omdat ze, welke vlag ze ook voerden, alles leegplunderden of in brand staken. Ongeacht naar welke kant de sympathie van de dorpelingen uitging, ze dienden telkens weer het gelag te betalen. In een aantal gevallen waren ze het slachtoffer van oorlogsmisdaden. Zo hadden de inwoners van Angre (lez-Quiévrain), nu een deelgemeente van Honelles, zich in de plaatselijke kerk verschanst. Ze werden door Franse troepen samen, met de kerk, levend verbrand. In Beaumont, dat in augustus 1655 in Franse handen viel, stonden na het “vieren” van de overwinning slechts een 40-tal huizen meer overeind. De rest was platgebrand[ref]DONY Emile, “Histoire du Hainaut de 1433 à nos jours.”, Charleroi 1925[/ref].
Her en der sloegen de inwoners dan ook op de vlucht. In de zomer van 1655 was de vluchtelingenstroom zo massaal dat een aantal dorpen in Henegouwen nagenoeg leeg liepen richting Brabant en Zuid-Oost-Vlaanderen. De bestuurders van onder andere het Land van Aalst vreesden dan ook het ergste en drongen in Brussel aan op dringende maatregelen voor de zaak uit de hand liep. Zeker toen op enkele weken tijd rond Geraardsbergen honderden vluchtelingen neerstreken, en het gerucht de ronde deed dat ze een veestapel van 100.000 dieren bij zich hadden. Dit was natuurlijk overdreven maar de lokale bestuurders vreesden dat de “eigen” bevolking met geweld zou trachten te voorkomen dat het land werd kaalgevreten door die dieren[ref]RAG, Raad van Vlaanderen, nr. 32.199 boeren gevlucht uit Henegouwen en rondtrekkend in Vlaanderen en Brabant en hun dienstneming in het leger 1655.[/ref].
De regering in Brussel vaardigde op 6 september 1655 een plakkaat uit waarbij zowel in het graafschap Vlaanderen als in hertogdom Brabant de vluchtelingen uit Henegouwen garanties kregen voor een veilige opvang van hun gezinnen en veestapel. In ruil voor dienstneming van de weerbare mannen in het leger ontvingen hun gezinnen een soort leefgeld. Na het verdrijven van de vijand was het de bedoeling dat iedereen naar zijn dorp van oorsprong zou terugkeren. In afwachting van de repatriëring werden uit de Vlaamse en Brabantse dorpen en steden die aan Henegouwen grensden een pak vluchtelingen “afgevoerd” naar gebieden dieper in het land. Kortom een spreidingsplan om de druk te verdelen.
Voor het graafschap Vlaanderen werden cijfers teruggevonden voor de periode september – oktober 1655. Het ging om een “invasie” van bijna 3.000 vluchtelingen vergezeld door ruim 24.300 dieren. Deze cijfers zijn zeker onvolledig want niet alle vluchtelingen werden door de overheid opgemerkt en zeer jonge kinderen werden mogelijk niet meegeteld. De mannen die zich ondertussen voor het leger hadden aangemeld (dat verzamelde in Ath) werden evenmin meegeteld. In het korte tijdsbestek van 21-23 september 1655 hadden alleen al in het Land van Aalst zich niet minder dan 446 mannen aangeboden voor het leger. Het echtpaar Capitaine – Le Chien behoorde in 1655 niet tot de vluchtelingen die uit Henegouwen wegtrokken. Waarschijnlijk zochten ze wel tijdelijk bescherming binnen de stadsmuren van Soignies waar op 8 oktober 1655 hun tweede kind: Michel Capitaine werd gedoopt.
kasselrij | Vluchtelingen ten laste
september – oktober 1655 |
paarden | runderen | schapen | varkens |
Oudenaarde | 219 uit 19 Henegouwse dorpen | 136 | 369 | 480 | 31 |
Oudburg van Gent | 451 uit 3 Henegouwse dorpen | 207 | 543 | 360 | 178 |
Dendermonde | 199 uit 9 Henegouwse dorpen | 110 | 359 | 150 | 89 |
Land van Aalst | 721 uit 39 Henegouwse dorpen | 632 | 1.926 | 5.320 | 806 |
Land van Waas | 304 uit 6 Henegouwse dorpen | 252 | 975 | 2.612 | 372 |
Brugse Vrije | 1.009 uit 11 Henegouwse dorpen | 653 | 2.286 | 4.360 | 452 |
Polder Assenede | 54 uit 2 Henegouwse dorpen | 43 | 84 | 500 | 21 |
totaal | 2.967 vluchtelingen | 2.033 | 6.542 | 13.782 | 1.949 |
Na de geboorte van een vierde kind (juli 1665) verdwijnt het gezin van de radar. In de (onvolledige) parochieregisters van Chaussee-notre-Dame werden van het echtpaar Capitaine – Le Chien geen dopen meer teruggevonden. Evenmin werd er in de brede omgeving een huwelijk of overlijden van één van hun vier kinderen gevonden. Ook als dooppeter, -meter of huwelijksgetuige ontbreekt de familienaam “Capitaine”.
Mogelijk was het gezin na 1665 uiteindelijk toch gevlucht tijdens een zoveelste militair conflict. De Franse legers van Lodewijk XIV bleven immers met de regelmaat van een klok de grens overschrijden waarbij Henegouwen keer op keer veranderde in actief frontgebied. Op 26 augustus 1675 was rond Mons een leger samengetrokken dat de weg diende te blokkeren aan de invallende Fransen. Kranten uit die tijd wisten zelfs te melden “de ruiters moeten in hun laarzen slapen om altoos vaardig te zijn”. De druk was echter te groot en twee dagen later was dit verdedigingsleger teruggevallen op Soignies waar de opperbevelhebber, de hertog van Villa Hermosa, zijn hoofdkwartier vestigde.
De eerste week van september 1675 viel Soignies in Franse handen die er “schrikkelijke wreedheid bedreven, niet tegenstaande de grote contributiën die deze arme onderdanen” betaalden. Oudste zoon Arnout Capitaine, ondertussen 23 jaar oud, verbleef toen in Mons. Half september waren de Fransen “zeer precipitant (= overhaast) van Soignies opgebroken” richting Namen waar ze probeerden om de Maas over te steken. Het betrof een leger van 24.000 man waarvan de helft cavalerie. Eind januari 1677 werd Soignies en omgeving nog eens door Franse troepen onder de voet gelopen. De eerste week van november 1678 werd de dorpen rond Soignies een derde maal geplunderd door “24 Franse compagniën te voet en 4 te paarde”.
Behalve in een tijd vol oorlogsgeweld en militaire plunderingen, leefde het gezin Capitaine – Le Chien ook in een zeer bijgelovige tijd. Toen in september 1651 Marguerite Le Chien zwanger werd, wat juni 1652 resulteerde in de geboorte van onze voorouder Arnold/Arnout, vond men het in Kruishoutem nog “normaal” om een zekere Gillis Ognies (°1581, +Kruishoutem 1651) op het plaatselijke galgenveld aan een staak te wurgen en vervolgens te verbranden. Wat restte van zijn lichaam werd op een rad tentoongesteld. Ognies was namelijk in de baronie Ayshove (Kruishoutem) op 2 september 1651 ter dood veroordeeld, en zijn bezittingen verbeurd verklaard, omdat hij de duivel had aanbeden. Men achtte het bewezen dat hij door de lucht naar vergaderingen was gevlogen waar heksen onderling of met duivels “vleselijke conversatie” pleegden. Ook had hij verscheidene personen en dieren betoverd.
Dit bijgeloof beperkte zich niet tot het “achterlijke” platteland. In 1657 werd in grootstad Gent Mathieu Stoop verbrand want behalve tovenaar had men ook “bewezen” dat hij een weerwolf was.
Hetzelfde jaar werden in Sugny in het graafschap Namen vier vrouwen voor de rechtbank gesleept wegens hekserij en het samen met de duivel bijwonen van heksensabbats. Twee eindigden aan de galg, één werd levenslang opgesloten en de vierde verbannen. In het Oost-Vlaamse Ooike werd in 1661 Jean Vindevogel op de brandstapel gezet omdat hij de leider was van een bende heksen en weerwolven. Hetzelfde jaar onderging in het West-Vlaamse Heestert Josephine Labijns hetzelfde lot omdat ze tegen betaling vleselijke gemeenschap had gehad met de duivel, die zich gemakshalve als priester had vermomd.
Zulke processen waren niet uitzonderlijk. Via wat eenvoudig zoekwerk kan men vele tientallen andere voorbeelden vinden. Allemaal in de jaren 1651 – 1666 toen er binnen het gezin Capitaine – Le Chien minstens vier kinderen werden geboren.
Guillaume de Delisle (1675-1726), “Carte des Comtéz de Hainaut de Namur et de Cambresis “1706, detail. Het pijltje toont Louvignies, net daarboven “Cauchie N D” (= Chaussée-notre-Dame) met rechts ervan het stadje Soignies. Links boven Grammont/Geraardsbergen waar in de zomer 1655 de vluchtelingen toestroomden.
Plakkaat dd. 6 september 1655 over de Henegouwse vluchtelingen in Vlaanderen en Brabant.
Overzicht 21 – 23 september 1655 van “Les villages d’Haynaut qui ont livré leurs paysans refugies et sont allé a Ath”, waar het leger werd samengesteld dat het tegen de Fransen diende op te nemen.