Het bepalen van Arnouts geboortejaar was niet eenvoudig wegens drie tegenstrijdige bronnen. Toen Arnout op 11 december 1729 in Oostmalle overleed, noteerde de pastoor dat hij ongeveer 90 jaar oud was geworden (“circiter 90 annorum”).[ref]RAA, parochie Oostmalle, register overlijdens.[/ref] Dus geboren ca. 1639.
Echter, volgens een overzicht van douanepersoneel opgemaakt in januari 1704 was Arnout, controleur op het tolhuis te Schelle, toen 54 jaar oud.[ref]ARAB, Conseil Royal de Philippe V (1702-1711), nr. 500 droit d’entrée et de sortie 1702-1704, personeels- overzicht dd. 4/01/1704.[/ref] Dus geboren ca. 1649.
Het meest geloofwaardig was een door Arnout zelf ondertekende getuigenverklaring afgelegd op 17 maart 1700 in Gent naar aanleiding van een proces voor de Raad van Vlaanderen.[ref]RAG, Raad van Vlaanderen, nr. 8.573 register van criminele examens 31 oktober 1692 – 12 mei 1703, folio 220 verso – 223 verso, verklaring 17/03/1700.[/ref] Men had het toen over de in Zottegem wonende “Aernout Capitaine fs d’Arnout, agé d’environs de quarante cinq ans”. Dit leverde ca 1655 als geboortejaar op. Uiteindelijk bleek geen van de data correct.
Uit de reconstructie van Arnouts’ leven bleek dat hij flink had rondgetrokken. Overleden in Oostmalle na jarenlang op het tolhuis in Schelle actief te zijn geweest. Zijn vier jongste kinderen bleken gedoopt in Zottegem, de vijf oudste in Brussel waar hij ook was gehuwd. Jarenlang ontbrak echter elke aanwijzing over zijn afkomst of geboorteplek.
Uiteindelijk dook er één archiefstuk op dat naar Arnouts afkomst verwees. Volgens een in 1706 opgemaakt doopattest was “Arnould Capitaine” gedoopt in “Chauchy nostre Dame”.[ref]ARAB, Rekenkamer administratieve briefwisseling, nr. 493 chambre des comptes de Brabant, avis en finances 1706. Doopattest opgemaakt door de pastoor van “Chauchy nostre Dame” dd. 29/09/1706.[/ref] “Chauchy” en “chauchie” zijn oude vormen van “chaussée” en verwijzen naar Romeinse heerbanen. “Chauchy nostre Dame” mogen we dus gelijk stellen met de parochie Chaussée-notre-Dame. Een klein landbouwdorpje in Henegouwen dat vroeger tot het Land van Soignies (= Zinnik) behoorde, gelegen langs de vroegere Romeinse heerbaan Bavay-Asse.
Doopdatum of naam van de ouders werden in het doopattest niet vermeld want een letterlijk afschrift uit het doopregister kon de pastoor in 1706 niet afleveren. Het register was immers wegens de oorlog in veiligheid gebracht, buiten het bereik van de pastoor (“le livre baptismal de la paroisse de Chauchy notre Dame étant sauvé a raison de la guerre”). Hij kon zich gelukkig wel herinneren dat hij de naam “Arnould Capitaine” had zien staan toen hij vroeger het register had geconsulteerd voor het opmaken van andere attesten. Zekerheidshalve had de pastoor “des anciens digne de fois” geraadpleegd. Die hadden bevestigd zich de doop van Arnout nog te kunnen herinneren. Een opmerkelijke prestatie van die oudjes want het ging om een doop van ruim een halve eeuw voordien.
Louter op het geheugen vertrouwen is echter gevaarlijk. Bij het nakijken van de parochieregisters bleek dat in het afgeleverde attest een fout was geslopen. “Arnould Capitaine” was niet gedoopt in Chaussée-notre-Dame, maar op 29 juni 1652 in de 1 km verder gelegen buurparochie Louvignies dat door dezelfde pastoor werd bediend.
De Sint-Aldegondekerk van Louvignies, situatie 2007. De familie Capitaine heeft de toren nooit gezien want deze werd pas in 1738 toegevoegd.
Het doopattest was nodig om Arnouts nationaliteit vast te stellen en geruchten te ontkrachten dat hij “français de nation,[ref]ARAB, Rekenkamer administratieve briefwisseling, nr. 497 chambre des comptes de Brabant, avis en finances oktober-december 1707, rapport van 14/11/1707.[/ref] “un autre français”,[ref]ARAB, Rekenkamer administratieve briefwisseling, nr. 493 chambre des comptes de Brabant, avis en finances 1706, rekwest van Nicolas de Bergh dd. 25/10/1706.[/ref].of “étranger et a ce qu’on présume français de nation”[ref]ARAB, Rekenkamer administratieve briefwisseling, nr. 496 chambre des comptes de Brabant, avis en finances juli-september 1707, advies dd. 22/08/1707.[/ref] was. Iets wat hem in september 1706 als gevolg van een regimewissel in het land zijn job kon kosten.
Doopattest Arnould Capitaine opgemaakt door de pastoor van Chaussée-notre-Dame dd. 29 september 1706.
“Je soubsigné certifie que le livre / baptismal de la paroisse de Chauchy nostre / Dame estant sauvé à raison de le guerre / le dit soubsigné n’en a peu donner un extract / du dit livre comme Arnould Capitaine / est baptisé dans icelle paroisse, neatmoins – pour satisfaire au dit defaut, il at appellé / des anciens digne de foy qui ont attester / qu’il ont bonne memoire que icelluy / Arnould Capitaine est baptisé dans icelle / paroisse. Et moi soubsigné atteste que / visitant le dit livre pour donner acte a / d’autre pour pareille rencontre jay vue / le nom dudit Capitaine dansicelluy livre / baptismal comme il est baptisé en foy / De quoy jay signé cette le 29 septembre / 1706 et est signé c; cuam pasteur de / cauchy nostre Dame.”
Op 5 augustus 1706 was in het kader van de Spaanse Successieoorlog immers een plakkaat uitgevaardigd namens de nieuwe vorst Karel III van Oostenrijk die net de Fransen (bondgenoten van de Spaanse troon) verpletterend had verslagen en het land uitgejaagd. Het stelde dat “Wij onderricht zijn dat er vele van de Fransche Natie ende andere onderzaten van vreemde prinsen die tegen ons den oorlog voeren, niet voorzien zijnde van brieven van naturalisatie, ende andere van de Spaansche natie die ons niet en herkennen voor hunnen legitimen en Souvereinen Prinse, in deze landen gevonden worden tot groot nadeel van onsen dienst”. De vijandige buitenlanders kregen het bevel om met hun gezin het grondgebied te verlaten “op pene van gevankenisse en van getracteerd te worden volgens de strengheid van de wetten”. Natuurlijk konden ze evenmin in overheidsdienst blijven.
De beschuldiging dat Arnout Capitaine een Fransman was, werd met het doopattest weerlegd. Dat men aan een Franse afkomst dacht kan het gevolg zijn geweest van één van de talrijke grenscorrecties. Het oude graafschap Henegouwen zat sinds de middeleeuwen “te paard” op een internationale grens. Eeuwen getouwtrek tussen Franse koningen en de vorsten van de Bourgondische (later Spaanse) Nederlanden hadden van de Noordzee tot Luxemburg een grenstracé opgeleverd als een incoherente legpuzzel. Tussen de strijdende partijen waren bij elk nieuw vredesverdrag gebieden uitgewisseld en het grenstracé aangepast. Na de Vrede van de Pyreneeën (1659) ontstonden zo een 30-tal Franse enclaves omgeven door gebied dat toebehoorde aan de Spaanse kroon en omgekeerd een 20-tal Spaanse enclaves binnen Frans grondgebied. Alleen al in Henegouwen werden door de Vrede van de Pyreneeën vijf steden (Le-Quesnoy, Landrecies, Philippeville, Mariembourg en Avesnes) en 81 dorpen bij Frankrijk gevoegd waardoor nog eens 1/6 van het Spaans-Henegouws grondgebied verloren ging.[ref]BOHY Georges, “Hainaut ou l’épopée d’un peuple. Tome 2: De Charles Quint à nos jours”, Mons 1980-1981.[/ref] Bij het verdrag van Aken in 1668 werden ook Ath, Binche, Charleroi en Doornik met hun ommelanden aan Frankrijk toegewezen. Gebieden die Frankrijk na verloop van tijd terug verloor.
Het graafschap Henegouwen in 1659 “te paard” op de huidige Frans-Belgische grens (stippellijn). Chaussée-notre-Dame, Louvignies en Soignies liggen halverwege en rechts van de as Ath – Mons.
Dat op het moment van Arnouts’ geboorte (1652) Louvignies aan Frankrijk toebehoorde, of dat men daar ruim 50 jaar na de feiten van uit ging, is dan ook begrijpelijk.
Hoewel zelf zeker geboren op Spaans-Henegouws (nu Belgisch) grondgebied, is een Franse afkomst via zijn vader wel mogelijk. Misschien was die afkomstig uit Frans Henegouwen (nu de Franse arrondissementen Avesnes-sur-Helpe en Valenciennes in het departement du Nord).
Opgroeien in en rond Soignies
Zijn kinderjaren bracht Arnout door binnen de driehoek Louvignies, Soignies, Chaussée-notre-Dame . Een omgeving waar zijn ouders minimaal 13 jaar (juni 1652 – juli 1665) hebben gewoond.
Als (eerste ?) kind werd hij gedoopt in Louvignies (1652), een broer werd gedoopt in Soignies (1655) en twee zussen in Chaussée-notre-Dame (1662 en 1665). Over de sociale status en afkomst van Arnouts’ ouders is niets bekend wegens een gebrek aan bronnen. Enkel kon achterhaald worden dat vader Capitaine van 1656 tot 1664 betalend lid was van een godvruchtig genootschap in Chaussée-notre-Dame. Welk toekomstperspectief Arnout had is dus onbekend. Wel is zeker dat Frans zijn moedertaal was en dat hij leerde lezen en schrijven, al zou hij nooit een literator worden.
Voor de herfst van 1675 kwam hij in Mons terecht. Wanneer juist, al dan niet samen met familieleden, en in welke hoedanigheid is onbekend. Er is enkel een momentopname. Op 4 september 1675 ondertekende Arnout, toen 23 jaar oud, in Mons als getuige een notariële akte opgemaakt door notaris Ansseau. Het betrof een akte waarbij de Nederlandse militair “Ferdinand Vander Gracht de l’Escluse[ref]Ferdinand Vander Gracht, Heer van Ecluse was een beroepsmilitair in dienst van het Staatse leger. Hij werd op 25/04/1673 kapitein van een nieuw infanterieregiment en op 23/03/1675 bevorderd tot luitenant-kolonel. Op 4/10/1688 werd hij kolonel van een regiment Waalse voetknechten (maar onderdeel van het Staatse leger). Op 21/02/1690 was hij met de graad van luitenant-kolonel met zijn regiment gelegerd in de citadel van Luik. In het kader van de “Glorious Revolution”, het verdrijven van de katholieke Jacobus II van de Britse troon door de protestantse Willem III van Oranje, stond hij bij de slag van Aughrim (Noord-Ierland) op 12 juli 1691 aan het hoofd van een regiment Hollandse troepen. Op 25/10/1694 werd hij aangesteld als sergeant-majoor generaal van de infanterie ter vervanging van graaf de Noyelles.[/ref] lieutenant-colonel du régiment de Monsieur Frents[ref]Ico Gerard (von) Frentz was minstens sinds 1672 en zeker tot 22/07/1678 commandant van een regiment in dienst van de Republiek der Verenigde Provinciën.[/ref] présentement de garnison en cette ville de Mons” een landgenoot volmacht gaf om in zijn naam als nieuwe bevelhebber van het regiment de eed van trouw af te leggen voor de Staten van de Republiek der Verenigde Provinciën.[ref]RAM, vieux notariat nr. 47 Martin Ansseau notaire à Mons, akte dd. 4/09/1675.[/ref] Zelf kon Vander Gracht niet uit Mons weg gezien de oorlog met Frankrijk (= de Hollandse Oorlog 1672 – 1678).[ref]Oorlog van Frankrijk (en bondgenoten Engeland, het bisdom Munster, prinsbisdom Luik, Beieren en Zweden) tegen een Verbond tussen de Republiek der Verenigde Provinciën, de Duitse keizer, Spanje en Brandenburg.[/ref]
Handtekening van “Arnould Capitaine” onder de notariële akte verleden voor notaris Ansseeuw te Mons dd. 4/09/1675.
Waarom Arnout optrad als getuige is onbekend. Was hij een bekende van die luitenant-kolonel? Was hij een militair in dat regiment? Dat hij in dienst was van notaris Ansseau, is weinig waarschijnlijk. Bij geen enkele andere akte die door Ansseau werd verleden trad Arnout immers op als getuige. Hoe Arnout tot aan zijn meerderjarigheid (tijdens het Ancien Régime op 25 jaar) de kost verdiende blijft onbekend.
De afstand tussen Mons en de regio Soignies bedroeg slechts 18 km, maar in vergelijking met Arnouts’ geboortestreek was het een totaal andere wereld.[ref]Mons, binnen Henegouwen een belangrijke stad, was vergeleken met grootsteden zoals Brussel of Gent echter een bescheiden provinciestadje. Cijfers voor 1675 ontbreken maar in 1746 telde Mons slechts 2.745 woningen. In 1784 telde het 18.986 inwoners.[/ref] Belangrijk was vooral dat de sociale mobiliteit er veel groter was, wat een ondernemende jongeman kansen bood om zich op te werken.
Ondernemend was Arnout zeker want hij bleef niet in Mons hangen. Voor oktober 1678 verhuisde hij naar Brussel. Of hij de omsingeling en beleg van Mons tijdens de zomer van 1678 door Franse troepen heeft meegemaakt is onbekend. Aan het beleg, gestart op 18 mei, kwam een einde op 15 augustus 1678. Naar Henegouwen zou Arnout nooit terugkeren.