Anthony was ondertussen ook onderwerp van gesprek in de herbergen. Zijn bijna 23-jarige zoon Thomas sprong voor vader in de bres. Op 23 januari 1743 trok Thomas zelfs persoonlijk naar het huis van hoofdcontroleur Govaert in Turnhout waar hij had “gezeid, geklaagd en gedoleerd (= bezwaar gemaakt) dat Joannes Guillielmus Tonsern brigadier ten voornoemde departement in twee differente herbergen publiekelijk zich zoude hebben gevanteerd (= erop beroemd) dat hij naar Arendonk was gekomen om de meubelen van gezeide Antonie Capitaine, gewezen ontvanger aldaar te verkopen, dat hij (Tonsern) in gezeide herbergen insgelijks publiekelijk zou hebben verteld de feiten waarmede ditto gewezen ontvanger belast werd, en finalijk in de zelve herbergen publiekelijk had voorgelezen zekeren brief die gemelden brigadier Tonsern over den voornoemde cas ontvangen had van den heer Le Hardy, controleur ten hoofdcomptoir van de departement van Tienen.” (Anthony’s oud collega Le Hardy was dus na Turnhout waar hij brigadier was geweest, bevorderd.)
De aantijgingen werden onderzocht, maar het relaas van Thomas Capitaine was volgens Adriaen Raemdonk, een garde bij de douane te Turnhout “tegens de oprechte waarheid en apparentelijk gespeculeerd”. Bedoeld om Tonsern “ondienst te doen en aan de zelve over hem (waart mogelijk) aan te wrijven een verkeerde idee en kwade suspicie”. Raemdonk liet op 24 januari 1743 voor notaris Van Heyst te Turnhout zijn versie van de feiten registreren. Het was juist dat “brigadier Tonsern op den twee en twintigsten dezer door order van den heer juge uit Turnhout is vertrokken naar Arendonk om den voornoemde gewezen ontvanger Antonie Capitaine te dagen om den drij en twintigtsten te compareren ter judicature voor hem heer juge.” Op verzoek van Tonsern had Raemdonk hem vergezeld. Tonsern was gegaan “ten huize van Antoine Capitaine, en vermits deszelfs absentie aan zijne huisvrouw met alle respect ende civiliteit heeft getoond zijn orders en mandaat (…) en dat op de beste en discreetste wijze als mogelijk was”. Pas ’s avonds laat waren ze naar Turnhout teruggekeerd.
Briefje van Anthony Capitaine aan de douanerechter van Turnhout dd. 23 januari 1743.
Uitdrukkelijk verklaarde Raemdonk dat hij nooit gehoord had “dat den brigadier Tonsern zich zoude hebben gevanteerd (= op de borst geklopt) van de meubelen van Antoine Capitaine te moeten verkopen, veel min dat hij int publiek en compagnien van Antoine Capitaine zoude hebben gesproken ofte den brief van den heer Le Hardy zoude hebben voorgelezen. Dat ter contrarie dat hij over ‘t ongeluk en voor…?. van hem Antoine Capitaine doorgaans heeft getemoignieerd en getoond zijne meedogendheid en de desplaisie” (= misnoegdheid).[ref]RABW, oud notariaat, archief Jan Antoon Van Heyst notaris te Turnhout, jaar 1743 akte nr. 2.[/ref]
Over Anthony’s wedervaren in Brussel en zijn verdediging voor de raad van Financiën werd niets teruggevonden. In elk geval kwam er een einde aan zijn aanstelling te Arendonk. Op 23 februari 1743 wist men vanuit Turnhout enkel nog te melden dat de kasboeken van “den ouden Capitain” in het bezit waren van de hoofdcontroleur. Die had ondertussen de rekening gemaakt. Op 11 februari 1743 was Anthony iets meer dan 156 gulden Brabants schuldig aan de centrale kas van het departement als gevolg van “ses erreurs de calcul”. Daarnaast had hij om allerlei redenen ook nog een achterstand in het terugbetalen of verrekenen van ontvangen voorschotten ten bedrage van ruim 159 gulden.[ref]ARAB, Raad van Financiën, nr. 6.861 correspondance du conseil avec le département Turnhout 1741-1743.[/ref] Samengeteld was dit meer dan een jaarloon.
Naar Brussel op zoek naar werk
Na februari 1743 is er gedurende een jaar geen spoor van het gezin Capitaine – Moreau. Waarschijnlijk trokken ze van Arendonk rechtstreeks naar Brussel waar voor iemand met Anthony’s profiel de kansen om een nieuwe betrekking te vinden het grootst waren.
Maart 1744 woonde het gezin in elk geval in de Brusselse parochie Sint-Katelijne. Een zwangere schoondochter (de echtgenote van Thomas Capitaine) woonde daar een tijdje bij hen in om er te bevallen. Alles wijst er op dat het gezin Capitaine de volgende decennia binnen de Sint-Katelijneparochie bleef wonen.
Toen Anthony’s oudste zoon Arnoldus in juli 1745 in Oostende huwde, waren zijn ouders niet aanwezig en gaven ze per brief hun toestemming.[ref]RAB, oud notariaat, depot Van Caillie, archief Philippe Rijck notaris te Oostende, nr. 36 akte 78.[/ref] Naast de hoge reiskosten was ongetwijfeld ook de Oostenrijkse Successieoorlog (1744 – 1748), en de onveiligheid die er het gevolg van was, een verklaring voor hun afwezigheid. Een oorlog die Anthony niet lijdzaam onderging want sinds enige tijd werd zijn dagindeling bepaald door de troepenbewegingen en militaire confrontaties.
[ref]versie 2018[/ref]