Zottegem en Schelle: een onbezorgde jeugd met goede vooruitzichten

Twee officiële documenten uit de periode 1734 – 1737 stellen voor deze voorouder: “natif de Schelle sur l’Escot près d’Anvers”[ref]ARAB, Raad van Financiën, nr. 6.859 correspondance avec le personnel de Turnhout 1734-1737, rapport dd. 2/05/1737 over het departement Turnhout.[/ref] en “natif de Tholhuys sur l’Escaut près de Anvers”.[ref]ARAB, Raad van Financiën, nr. 6.858 correspondance avec le personnel de Turnhout 1731-1734, personeelsoverzicht dd. 25/04/1731.[/ref] Nazicht van de parochieregisters van Schelle en omgeving leverde niets op. Kon ook niet want in werkelijkheid werd Livinus Anthonius Capiteyn geboren/gedoopt in het 61 km verder gelegen Oost-Vlaamse Zottegem.

Hij was het jongste van negen kinderen en de enige zoon die de volwassen leeftijd bereikte. Toen Livinus Anthonius boven de doopvont werd gehouden, was vader een man van enig aanzien. Sinds een tiental jaren was Arnout namens de adellijke familie van Egmont jachtopziener voor de heerlijkheid Zottegem en het prinsdom Gavere. Daarnaast was hij ook schepen van Zottegem.

Parochieregisters Zottegem, doopakte Livinus Anthonius Capiteyn, 23 mei 1697.

 

Over de kinderjaren of opleiding van Livinus Anthonius is niets bekend. Enkel dat hij in Zottegem met zijn familie op het Egmontkasteel woonde en binnen het gezin Frans de voertaal was. Vader Arnout zou het “Vlaemsch” trouwens nooit echt machtig worden. Moeder was wel tweetalig.

Tussen oktober 1700 en mei 1702 verliet het echtpaar Capitaine – Tacqué Zottegem en verhuisde met hun kroost naar Schelle in de provincie Antwerpen. Vader was er aangesteld als controleur van de in- en uitvoerbelastingen die werden geïnd op het belangrijke tolhuis dat de scheepvaart op de Schelde en de Rupel controleerde. Eind juli 1706 werd vader Arnout bevorderd tot ontvanger. Dit bracht talrijke dienstreizen met zich mee.

Om de drie maanden trok hij naar de diverse hoofdontvangers in Brussel, Mechelen en Gent om de tolontvangsten te deponeren. Zijn kasboeken diende hij om de zes maanden ter controle voor te leggen. Ook waren de vele tientallen processen voor de douanerechtbanken van Antwerpen en Brussel waarbij zijn aanwezigheid vereist was. Tijdens de afwezigheden werd op het tolhuis natuurlijk gewoon doorgewerkt. Dit was ook het geval toen Arnout ziek te bed lag. Iets wat nogal frequent voorkwam als gevolg van vierdedaagsekoorts, een milde vorm van malaria. Gelukkig kon Arnout daarbij rekenen op zijn gezinsleden. Aanvankelijk was het zijn echtgenote en dochter die het tolhuis draaiende hielden. Na verloop van tijd was het de jonge Livinus Anthonius die zijn moeder bijstond en alles nauwkeurig administratief verwerkte in de kasboeken.

 

Jonge boekhouder

Dat Livinus Anthonius de kasboeken bijhield was natuurlijk niet volgens de regels, maar nood breekt nu eenmaal wet. Na verloop van tijd werd deze onorthodoxe manier van werken echter een automatisme wat resulteerde in een klacht bij de Raad van Financiën. Deze stuurden de douanerechter van Gent naar Schelle om de zaak uit te zoeken.

Bladzijde per bladzijde controleerde die op 24 november 1712 Arnouts kasboeken voor het lopende jaar.[ref]ARAB, Raad van Financiën, nr. 8.631 visites et inspections des bureau de douanes, inspectierapport dd. 25/11/1712.[/ref] Alle inbreuken op de regels werden omstandig genoteerd en naar Brussel doorgestuurd: “Actum op t’comptoir van tolhuis den 24ste november 1712 gevisiteerd bij ons rechter van zijne Majesteits domeinen ende ander rechten int kwartier van Gent, de boeken van den collecteur Arnouldt Capitaine en bevonden de zelve beschreven te wezen van de hand van zijnen zone op de dagen en maanden zo hier na volgt:

– Alvoren op den boek van de maanden januari en februari 1712: eest op de 1 januari 12 items

– van op den 17 januari tot ende met den 31ste daar naar mitsgaders de resomptie van de selve maand

– op den 2 februari twee items

– op de maande maarte ende april niet, behoudens de resomptie van de twee maanden geschreven met de hand van de zone

– op de maanden mei ende juni niets beschreven als de twee resomptien

– de resomptie van de maand juli

– op den 5 augusti omtrent de 30 items

– op den 6 augusti acht à negen items

– op den 8 augusti tien items

– op den 11, 12, 13 en 14 augusti alles geschreven met de hand van den sone

– op den 16, 17 en 18 geheel ende noch elf à twaalf op den 9 augusti

– alles geschreven als voren op den 20 tot ende met den 31 augusti, mitsgaders de resomptie van de maand augusti

– alles geschreven als voren op den 1 september tot ende met den 30 inclus, mitsgaders de resomptie

– op den 1 oktober drij items, en de resomptie van de zelve maand

– op den 9 november 35 items

– alles beschreven met de hand van den zone op 10, 11, 12 ende op den 13 november negentien items

Het kwam er op neer dat niet Arnout, maar zijn zoon in 1712 soms weken na elkaar de boekhouding van het tolhuis had verzorgd: de laatste twee weken van januari, de acht weken tussen 5 augustus en 1 oktober, een week in november. Bovendien had hij voor negen van de tien maanden “de resomptie” (= de eindafrekeningen) opgemaakt. Vader Arnout werd dan ook flink op de vingers getikt, maar had het geluk dat alles wel inhoudelijk correct bleek. Geen woord over rekenfouten of foutief geïnde tollen. Opmerkelijk want Livinus Anthonius had op 23 mei 1712 pas zijn 15de verjaardag gevierd. Een snotneus dus, maar pienter en nauwgezet.

Hij genoot bovendien het volste vertrouwen van zijn vader. Verschillende personen verklaarden tijdens het onderzoek dat Arnout meermaals kritische opmerkingen had gepareerd met de opmerking: “dat zijne zone beneffens hem schrijvende zo goed was alof hij het zelve had geschreven”.

Overzicht van de dagen tussen 1 januari en 24 november 1712 dat in de kasboeken van Arnout Capitaine het handschrift van zijn zoon werd teruggevonden.

[ref]versie 2018[/ref]